Inheemse planten zijn in trek. Speciaal voor hoveniers, tuinontwerpers en heemtuinders die meer over het gebruik van inheemse planten in tuinen willen leren, organiseert het Oase Netwerk een Veldcursus. In drie dagen, op drie toplocaties leer je prachtige inheemse begroeiingen en soorten kennen. Je frist je determinatievaardigheden op en leert hoe je deze soorten goed toepast en beheert.
Data:
– Vrijdag 24 mei, Tolkamer: stroomdalflora, soortenkennis, samenstelling van bloemenweidemengsels.
– Vrijdag 28 juni, Appeltern (Wilde Weelde Wereld): botanische termen, families herkennen en toepassing van soorten.
– Vrijdag 23 augustus, Amstelveen: in de bekende heemparken Thijssepark en de Braak gaan we in op het bijzondere ontwerp, soorten, beheer en de toepassing.
We sluiten af met een digitale bijeenkomst, datum in overleg.
De bosanemoon, Anemone nemorosa, is een fantastische plant die vroeg in het jaar bloeit en vaak hele witte tapijten vormt als hij rustig door kan groeien. Op oude, niet te droge en niet te arme bosgrond doet -ie het het best. De plant vormt dunne wortelstokjes. Die groeien langzaam maar kunnen dichte ondergrondse matten vormen.
Ook de verspreiding van zaden gaat langzaam. De zaden hebben een mierenbroodje. Mieren zijn dol op dat “broodje” en slepen het met het zaad naar hun nest. Vaak verliezen ze het zaadje onderweg of in het nest, waardoor de plant dus weer wat opgeschoven is.
Opvallend is dat de bosanemoon ook buiten het bos te vinden is. Dat kan natuurlijk omdat de mieren ook buiten het bos hun nest hebben, maar vooral langs sloten zie je ze ook – meestal in de buurt van een bosje of voormalig bosje. Zo’n slootkant heeft als voordeel dat het wat vochtiger is waardoor uitdroging voorkomen wordt en er zijn vermoedens dat rijpe zaden ook via het water verspreid kunnen worden.
Eind van het voorjaar is de plant alweer verdwenen en gaan de wortelstokken in rust. Ze profiteren dus van de korte periode in het voorjaar wanneer er nog genoeg licht op de bosbodem valt.
Bosanemonen kunnen slecht tegen verstoring. Als de wortelstokjes door bewerking van de grond boven komen te liggen drogen ze snel uit. Als ze te diep liggen is het ook desastreus. Ik ken een plek op een oud landgoed waar enorm veel bosanemonen groeiden tot het moment dat de beheerder de sloot ging opschonen waar ze langs groeiden, de bagger op de kant gooide en voor lange tijd liet liggen. Hij had kunnen weten van de anemonen, maar omdat ze al afgestorven waren heeft hij er niet aan gedacht. De dichte laag zorgde voor verstikking en langs die sloot zijn de anemonen verdwenen.
Wanneer je de anemonen wilt verplaatsen dan moet je zorgen dat ze zo snel mogelijk weer in de grond komen. Anders goed vochtig houden tot ze weer geplant kunnen worden. Dat geldt ook voor als je ze in het najaar als wortelstokjes koopt.
Bosanemonen zijn aardig variabel in bloemvorm. Wat grotere bloemen, wat rondere bloemblaadjes, roze achterkant van de bloemblaadjes, soms heel licht of wat donkerder blauw en verschillende vormen van dubbelbloemigheid. Al heel lang worden deze afwijkingen door kwekers geselecteerd en verder gecultiveerd. Op stinzenlandgoederen en in de handel kom je dan ook een keur aan cultivars tegen.
Er is nog een wilde anemoon in ons land: de gele anemoon, Anemone ranunculoides. Die komt vooral in het zuiden van ons land op wat kalkrijkere bosgrond voor. Daarnaast wordt hij ook al heel lang op andere plekken aangeplant als regionale stinzenplant. Er bestaat zelfs een kruising tussen de witte en de gele, met wat grotere lichtgele bloemen. Deze komt vooral voor in parken waar zowel witte als gele bosanemonen groeien of aangeplant zijn.
Anemonen worden bezocht door hommels en andere bijen, vliegen en zweefvliegen. De plant is ook waardplant voor nachtvlinders.
Als je bosanemonen in de natuur vindt, dan is dat een indicator van een goede staat van de bossen.
Deze maand de veelzijdige inheemse Betula pendula, ofwel ruwe berk in de schijnwerpers. Berucht bij mensen met een pollenallergie maar desondanks verdient deze sierlijke boom het absoluut om in de belangstelling te staan. Jaarrond biedt Betula een prachtig schouwspel en is tegelijkertijd waardevol voor vele insecten, zoals de berkenzaadgalmug en ook voor diverse vogels.
Bij het ontluiken van de eerste blaadjes medio april vormt de berk direct mannelijke en vrouwelijke bloemen. Bestuiving vindt plaats door middel van de wind. In de oksel van een schutblaadje groeit de rechtopstaande frisgroene vrouwelijke bloem. De hangende katjes vormen de mannelijke bloeiwijze. Na bevruchting gaan de vrouwelijke bloemen ook hangen en vormen zich zeer kleine gevleugelde nootjes. Voedsel voor vogels zoals sijsjes.
Je hebt wat ruimte nodig voor een berk die kan uitgroeien tot 30 meter maar je krijgt er wel wat voor terug. Deze boom heeft een sierlijke open kroon met hangende takken en heeft een heel mooi silhouet. De herfstkleur van de bladeren is opvallend geel en biedt een mooi schouwspel in het najaar. De berk leeft in symbiose met verschillende schimmels zoals de ‘rood met witte stippen’ vliegenzwam of de eetbare berkenboleet. Met wat geluk krijg je deze prachtige paddenstoelen ook in je tuin. De schors kleurt wit, is zeer kenmerkend en brengt in de winter sierwaarde. Deze berk wordt daarom ook wel zilverberk genoemd. Hoe ouder, hoe mooier de bast.
Behalve voedsel biedt deze boom ook plek voor vogels. In het zachte hout wordt door spechten holtes gehakt. Van deze holtes wordt ook door andere vogelsoorten gebruik gemaakt, zoals mezen.
Betula pendula verdraagt goed droogte en vormt daarmee een boom om te gebruiken op drogere plekken en is goed toepasbaar in ons veranderende klimaat. Plant deze boom bijvoorbeeld op een lichte plaats tegen een donkere achtergrond en creëer jaarrond een kleurrijk schouwspel.
Tekst & foto’s: Liesbeth Staat, Tuinen van Madelief
Boekrecensie: “Naar een Natuurrijke Tuin” auteur en fotografie Peter Bulsing
“Naar een Natuurrijke Tuin” is een verdieping op tuinieren. Mijn beslissing om dit boek te lezen kwam voort uit een verlangen om meer te ontdekken in mijn tuin dan alleen de vogels en vlinders. Peter Bulsing heeft een schat aan informatie verzameld over de verschillende stadia van groei en ontwikkeling van deze organismen, en hoe ze allemaal met elkaar samenwerken.
Dit boek laat zien hoe belangrijk natuurlijke vijanden en hun prooien in die voedselketens zijn, en dat het bestrijden van dieren om plantschade te voorkomen juist verstoring en meer schade veroorzaakt. Door alle schakels te omarmen kom je tot een veerkrachtig ecosysteem waarin egels en padden slakken kunnen eten, waar vogels en salamanders op kleine insecten mogen jagen, waar vlinders zich laven aan nectar en hun rupsen van blaadjes snoepen om ook een vlinder te kunnen worden. Bulsing benadrukt het belang van een zorgvuldige omgang met de grond, zoals het voeden van het bodemleven met organisch materiaal en verder de bodem vooral zoveel mogelijk met rust te laten.
Het boek laat zien hoe alles in de natuur een functie heeft en hoe ingenieus de levenscycli van inheemse planten en dieren op elkaar zijn afgestemd. Er zijn meer dan 1000 kleurenfoto’s en soort beschrijvingen van (ongewervelde) tuindieren (kevers, vlinders, libellen, vliegen, wantsen, spinnen, slakken, regenwormen etc.) en van inheemse planten die onmisbaar zijn om voor deze dieren een leefgebied te creëren. De foto’s laten ook zien dat er veel keuze is om mooie bloemrijke borders te maken, zowel op zonnige plekken als in de schaduw.
“Naar een Natuurrijke Tuin” is niet alleen een bron van inspiratie, maar biedt ook praktische informatie zoals planttabellen en lijst met biologische kwekers om daadwerkelijk aan de slag te gaan. Het is een aanrader voor iedereen die het tij wil keren en natuur wil terugbrengen in onze versteende omgevingen. Om tuinen te creëren die bruisen van het leven.
Over de auteur: Peter Bulsing is een gepassioneerde natuurliefhebber en ervaren tuinontwerper. Zijn diepgaande kennis van inheemse flora en fauna en zijn streven naar ecologisch evenwicht komen duidelijk naar voren in zijn werk. Met praktische adviezen en inspirerende inzichten moedigt hij lezers aan om de natuur terug te brengen in hun tuinen.
Uitgeverij KNNV 9789050119221 uitgave november 2023
Het NK Tegelwippen, een initiatief van stichting Steenbreek is weer begonnen. Bewoners worden door gemeenten aangezet om massaal tegels uit de tuin te verwijderen. Maar hoe verander je daarna de kale, zanderige boel in een groene oase vol leven? In het boek ‘Van tegeltuin naar jungle’ laat Katja Staring zien hoe ze met heel weinig budget en zonder verspilling van grondstoffen haar betegelde achtertuin in een halfjaar tijd heeft vergroend. Ze deelt niet alleen haar eigen ervaringen, maar ze inspireert ook door andere voorbeeldprojecten te geven, zoals de Wilde Weelde Wereld tuin in Appeltern. Ook interviewt ze een aantal Wilde Weelde experts. Alle hoofdstukken bevatten praktische tips met foto’s die duidelijk laten zien hoe je het aanpakt.
Waarom tegels eruit en groen erin?
Het weer in Nederland wordt steeds extremer. Hevige regenbuien en lange periodes van hitte en droogte volgen elkaar op. Daarnaast heeft onderzoek uitgewezen dat een groenere leefomgeving een positief effect heeft op onze mentale gezondheid.
Op een zonnige dag brand je weg in een betegelde tuin. Planten geven verkoeling. Om de rioleringen te ontlasten tijdens hoosbuien, helpt het enorm als onze tuinen fungeren als een spons. Door je groene kliko niet te gebruiken, maar al je tuin- en keukenafval te composteren in je eigen tuin, bouw je aan een gezonde bodem die veel meer water kan opnemen. In het boek geeft Hans te Loo van de Tuinen van Geerdink tips over hoe je creatief water kunt afkoppelen met zo min mogelijk technische oplossingen. Denk daarbij aan een wadi waarbij het water langzaam infiltreert in de bodem.
Hergebruik
En wat doe je met de gewipte tegels? Afvoeren of maak je van de tegels een kruidenspiraal of stapelmuurtje, zoals Katja doet. Ecohovenier Loek Gorris laat in het boek zien hoe je die beplant. Laat je niet verleiden door de commerciële tuincentra om van alles aan te schaffen. Hergebruik materialen. Bouw met hout dat er al is zonder het te hoeven kopen. Met takken, stammen en stronken kun je van alles in elkaar zetten. Goed hout om te vlechten zijn wilgentenen en hazelaartakken. Ook kun je het budget binnen de perken houden door planten zelf te kweken vanuit zaad of te stekken. Je ruilt ze met andere tuiniers. Kijk of er een tuinplantenkringloop in je buurt zit of informeer bij Struikrovers; zij redden planten van de sloop bij gebouwen.
Snel resultaat met klimmers en bloeiers
Het duurt een poos voordat bomen en vaste planten je tuin groen maken. In die tussentijd kun je op open plekken eenjarige zaaien en bollen planten die in een korte tijd je tuin veranderen in een bloeiende en zoemende weelde. Met wilgentakken kun je constructies bouwen, zodat snelgroeiende klimmers als siererwt, winde en Oost-Indische kers de hoogte in kunnen. Met hoge bloeiers als cosmea, zonnebloemen en dahlia’s maak je echt een feestje. Katja laat ook ‘onkruid’ staan, omdat deze planten de bodem beschermen tegen uitdroging en zorgen voor voedingstoffen. Veel van deze planten zijn ook eetbaar. Dit betekent dat je kunt gaan wildplukken in je eigen tuin. Kweker Martin Stevens van Kas & Co noemt dit ‘Aanwaaituinieren’. Hij enthousiasmeert mensen om de natuur zijn gang te laten gaan. Een voordeel van inheemse planten is dat ze zich thuis voelen op specifieke plekken en daar dus goed groeien. Wilde en inheemse planten zijn sterk en maakt je tuin robuust en onderhoudsarm. En inheemse planten bieden nectar en stuifmeel voor insecten, of bladeren en stelen voor rupsen en bladluizen. En daar komen dan weer vogels op af. Leven in de tuin.
Motiverend zijn ook de woorden van ecologisch tuinontwerper Emiel Versluis: ‘Iedere tuin is een kleine schakel in het geheel. Die heel belangrijk is. Zo maak je in een stad stepping stones met allerlei kleine biotoopjes, want als er maar één groen tuintje in een wijk ligt, dan is het kwetsbaar. Met meer groene tuintjes kun je het verschil maken.’
Aan het einde van het boek vind je heel veel links voor meer informatie en een handige plantenlijst van wat je waar plant en welke planten wintergroen blijven.
Dit vlot geschreven en complete boek is wat mij betreft een klassieker voor als je een onderhoudsarme tuin wilt die je niet hoeft te schrobben en ook niet voortdurend te wieden of vegen. Wip die tegels eruit en maak je eigen paradijs!
Van tegeltuin naar jungle. KNNV Uitgeverij· ISBN : 9789050118941
De auteur: Katja Staring publiceert over plantaardige onderwerpen als journalist, blogger, fotograaf en Instagrammer @dailygreeninspiration. Ze heeft onlangs een nieuw boek geschreven met de titel Slow Flowers dat een stem geeft aan pionierende telers van lokale natuurvriendelijke seizoensbloemen.
De zwarte els is zo algemeen dat je er gemakkelijk aan voorbij gaat. Als je er eenmaal oog voor hebt, ga je deze inheemse boom steeds meer waarderen.
Vanaf februari / maart dansen de gele katjes vrolijk in de wind. Als je dichterbij kijkt zie je ook de kleine vrouwelijke roodbruine bloemen. Na bestuiving door de wind vormen zich de kenmerkende sierlijke elzenproppen die heel lang aan de boom blijven. De zaden hiervan zijn ‘s winters geliefd bij opvallend gekleurde sijsjes en putters.
Behalve vogels profiteren vele insecten van deze veelzijdige boom. Bijvoorbeeld het blauwgekleurde elzenhaantje waarvan de larfjes weer een belangrijke voedselbron vormen voor diverse vogels.
Alnus glutinosa houdt van vochtige grond en staan graag langs slootranden of vochtige plaatsen in de tuin. Heb je geen ruimte voor een grote boom? Elzen zijn zeer geschikt als knotboom. Een voordeel is dat je de bloeiwijze van nog dichterbij kunt beleven.
Het hout van elzen is oranje en dit is na de snoei nog een poos zichtbaar. Zwarte els brengt eigenlijk heel veel dimensie aan het kleurenspel in je tuin.
Tekst & foto’s: Liesbeth Staat Tuinen van Madelief
Moet je snoeien, mag je snoeien, wil je snoeien, kan je snoeien, niet snoeien? Zoveel mensen, zoveel meningen. Ook met snoeien is dat het geval.
Als mensen moeten we niet vergeten dat een boom een boom is en óók een boom blijft als wij ons niet met de boom bemoeien. Er is natuurlijk al enorm veel gezegd en geschreven over het snoeien van fruitbomen. Uiteindelijk heeft ons dat misschien wel verder van de boom afgebracht. In kloosters en bij kastelen werd vroeger veel kennis opgedaan over snoeien en dit werd veelvuldig toegepast bij de mensen van ‘stand’. Bij de ‘gewone’ boer werd vroeger heel praktisch gesnoeid. De boer had een boomgaard bij de boerderij en die werd in de winter gesnoeid. Niet zozeer omdat dat de beste tijd zou zijn, maar simpel omdat de boer dan tijd had.
Ik denk dat we terug moeten naar het gevoel met de natuur, in dit geval de boom. Tot voor kort werd er heel strak gesnoeid volgens vastgestelde regels. De laatste tijd zie je een ‘natuurlijker’ manier van snoeien terugkomen. In permacultuur kringen wordt er al snel over helemaal niet snoeien gepraat, maar ook in de traditionele hoek hoor en lees je steeds meer over een natuurlijke benadering. Mijn voorkeur ligt bij het zo min mogelijk ingrijpen, afhankelijk van het doel dat je voor ogen hebt.
De groei van fruitbomen
Als een fruitboompje begint met groeien doet hij dat door zijn uiteinde te verlengen. Het eerste jaar bestaat zo’n boompje dus in principe uit één rechte scheut zonder zijtakken. Het tweede jaar zal de scheut zich weer verder verlengen maar zullen er ook zijscheuten ontstaan vanuit de zijknoppen. Deze zijscheuten ontwikkelen zich op dezelfde manier als de hoofdscheut. Het verschijnsel dat er aan de scheut in het eerste jaar nog geen zijscheuten worden gevormd heet ‘apicale dominantie’. Dit mechanisme beïnvloedt de groei van de eindknoppen en zijknoppen en stuurt ook de groei tussen de takken onderling. Laten we een fruitboom helemaal zijn gang gaan dan gaat hij door met zijn takken verlengen en zijtakken maken tot het moment dat de takken in zo’n stand zijn komen te staan dat ze bloemknoppen aan gaan leggen. Dan komt de fase van vrucht geven. Hoe langer dit duurt hoe meer de takken naar beneden zakken tot het moment dat ze geen vrucht meer dragen en uiteindelijk doodgaan. In principe gaat de boom op dit moment zichzelf snoeien. Als we begrijpen hoe deze groei verloopt, kunnen we dit manipuleren en gebruiken voor het doel wat we met de boom voor ogen hebben. Dit kan zijn grote vruchten, veel vruchten of een uiterlijk mooie boom.
Tijdstip van snoeien
Laat je doel, groeifase en ook soort van de boom bepalend zijn voor het kiezen van het tijdstip voor de snoei. In november krijg ik vaak al vragen of ik kan komen snoeien. Want de bomen zijn in rust en blad is eraf. Toch is het beter om vanaf half januari te beginnen met pitfruitbomen, de appels en peren. De tijd tot het voorjaar is dan veel korter en dus ook de tijd van de open snoeiwond. Steenfruit, kersen, pruimen, perzikken en abrikozen, doe je na de bloei of na de oogst. Dat laatste is om een aantasting van loodglans te voorkomen.
Observeren, doel bepalen en evalueren
Voor je de snoeischaar pakt denk je eerst na over het doel zodat je je snoei wijze kan aanpassen aan de boom. Dit begint dus altijd met het goed observeren van de boom. In welke groeifase zit de boom? Jeugd-, productie of ouderdomsfase? Hoe was de oogst?
Probeer niet bang te zijn iets verkeerd te doen. De boom gaat echt niet dood door verkeerd snoeien. Leer van je actie, dat is de beste leerschool. Maak foto’s van de beginsituatie en schrijf op wat je hebt gedaan. Blijf de reacties van de boom op jouw ingrepen volgen. Dit helpt om doelen te stellen voordat je de snoeischaar pakt.
Tekst: Johan Smits
Wil je meer leren over snoeien? Regelmatig geeft Johan Smits van kwekerij de Stadsbomerij in Almere workshops. Zie voor meer info www.stadsbomerij.nl
Sleutelbloemen zijn natuurlijk de lentebodes bij uitstek, maar in Nederland komen ze weinig meer voor in het wild. In onze omringende landen is dat heel anders.
Vooral de gulden sleutelbloem, Primula veris, is als je maar iets zuidelijker of oostelijker gaat behoorlijk algemeen. Maar ook de slanke sleutelbloem, Primula elatior, op iets vochtiger plekjes, en de stengelloze sleutelbloem, Primula vulgaris, worden niet als bedreigde Europese soorten gezien.
Nou zijn de plekken waar ze kunnen groeien wel aardig zeldzaam in ons land. Gulden sleutelbloem zie je bijvoorbeeld in Noord-Frankrijk en Duitsland toch vooral op wat kalkrijkere wegbermen, schrale graslanden en langs bosranden en wegen. Op plekken waar wegen vernieuwd worden, kruispunten aangepast en rondwegen rond dorpen gelegd worden, staan ze na een jaar of drie met honderdduizenden te bloeien waarna ze, wanneer de vegetatie zich weer wat ontwikkelt, wat terugtrekken tot de wat kalere plekken.
Dat zie je niet in ons land. Hier zit zoveel mest in de bermen en zo weinig kalk dat spontane populaties heel zeldzaam zijn.
Gulden sleutelbloem, Primula veris
Zo ook met de bronnetjesbossen en natuurlijke beekbegeleidende bossen, waar de stengelloze sleutelbloemen het goed doen; deze zijn behoorlijk zeldzaam in ons land. Ga je in het oosten de grens over, dan vind je daar heel wat meer overbosjes en bosjes met boerengeriefhout die al eeuwen lijken te bestaan met redelijk met rust gelaten beekjes en bronnetjes. Daar zie je dan ook meteen soorten waar menig botanicus voor door de knieën gaat. Waaronder dus de slanke sleutelbloem.
Ook de stengelloze sleutelbloem, die je bij ons nog voornamelijk op landgoederen tegenkomt en dan vaak als stinzenflora aangeduid wordt, kom je in soms grote aantallen tegen in Noord-Frankrijk. Ze lijken niet echt gebonden te zijn aan basenrijke ondergrond (kalk) maar lijken het eigenlijk overal wel te doen.
In tuinen, die meestal best wel neutraal van zuurgraad zijn vanwege jarenlang tuinieren, lijken alle drie de soorten het prima te doen. Gulden sleutelbloem is een soort die wel wat extra kalk waardeert, maar de andere twee maakt het niet zo veel uit. Als er niet te veel concurrentie is, staan ze in het voorjaar allemaal mooi geel de lente aan te kondigen.
Slanke sleutelbloem, primula elatior
Mooi geel? De stengelloze kan ook best roze zijn, of zelfs knalroze. Ooit kreeg ik van Rob Leopold, toen eigenaar van de wilde planten-zadenkwekerij de CruydtHoeck, te horen dat hij geen zaad kon leveren van de stengelloze, omdat er bij een kiemproef een paar roze bloeiende tussen zaten. Omdat deze soort massaal in allerlei regenboogkleuren gekweekt wordt in de vaste plantenhandel, dacht hij dat er een kruising was ontstaan tussen zo’n tuincultivar en de “echte”.
In Noord-Frankrijk trof ik wat later hele gemengde populaties in het wild aan. Duidelijk een wilde vorm met kleiner blad en relatief kleine bloemen, maar ook in wit, lichtgeel, donkerder geel, licht- en donkerroze. Dat zouden best eens bronpopulaties kunnen zijn waar veredelaars materiaal van afnemen. Ik weet het niet zeker, want ik ben geen DNA-onderzoeker, maar het zou onderzocht kunnen worden.
Stengelloze sleutelbloem, primula vulgaris
Je kunt ze dus makkelijk in de tuin hebben, maar zaaien is nog wel een uitdaging. Wij hebben de beste resultaten met vers zaaien. Vooral de gulden sleutelbloem zaait dan enorm uit, maar ook de slanke doet het goed in verse toestand. De stengelloze heeft, als je zaad wil winnen, een heel vervelende eigenschap. De uitgebloeide bloemen buigen heel snel naar beneden, ook als het zaad nog niet rijp is. De zaaddozen komen op de grond te liggen en worden dan heel snel aangevreten door slakken. Mieren gaan er vandoor met het zaad, omdat er een mierenbroodje aanzit. Dus dan denk je te kunnen oogsten en is er geen zaad meer te vinden…
Dat dat heel goed werkt, kun je zien in de heemtuinen van Amstelveen. Daar zaait de stengelloze zich massaal uit. Maar zaad winnen, geen kans… Althans, dat is mij nog niet gelukt… Ook daar niet.
Als je het zaad gaat bewaren, waardoor het in kiemrust komt, zorg er dan voor dat je voor de winter zaait, zodat de vorst erover kan gaan. Dat kan de kiemrust doorbreken. En dan liefst flinke vorst. Kan ook in de diepvries voor een paar dagen, in vochtig zand bijvoorbeeld. Soms komt het zaad pas na een jaar op.
Stengelloze sleutelbloem, Primula vulgaris
Wanneer je de drie soorten vlak bij elkaar zet in je tuin, heb je ook grote kans op kruisingen. Gulden sleutelbloemen met opstaande diep gele bloemen of juist met bleekgele opstaande, als kruising tussen gulden en slanke. Maar beide kunnen ook kruisen met stengelloze met allerlei variaties van de ouder-soorten in de verschijning.
Er is een vermoeden dat de in de reguliere tuinhandel verkrijgbare sleutelbloemen vrijwel allemaal kruisingen zijn. In de gespecialiseerde wilde plantenkwekerijen zijn meestal de originele soorten te koop, maar ook wij ontkomen soms niet helemaal aan een “missertje”. Maar voor in de tuin is dat niet zo erg ben ik van mening. Zolang het maar niet uitgezaaid wordt in de natuur.
Een vrolijke gele verschijning medio februari is de gele kornoelje (Cornus Mas). Deze inheemse eetbare heester is een lust voor het oog als andere planten nog in wintertenue zijn. Bloeit warm geel voordat het blad komt. Een van de eerste voedselbronnen voor wilde bijen en andere insecten die vroeg vliegen. Na bestuiving ontstaan er sierlijke rode steenvruchten die graag door vogels zoals de boomklever en de Vlaamse gaai worden gegeten. Vogels zorgen voor verspreiding van de plant. De vruchten smaken een beetje wrang maar je kan er heerlijke compote van maken. Gele kornoelje komt prachtig tot zijn recht als solitair of aangeplant als boom.
Hoe maak je je tuin natuurvriendelijk en toekomstbestendig? Afgelopen week is een boek verschenen van Wilde Weelde tuinontwerper Moniek de Bakker met heel veel praktische voorbeelden en illustrerende foto’s van Anneke Beemer. De beginnende tuinliefhebber kan met dit boek zelf aan de slag om de tuin klimaatslim in te richten, op een manier die je niet meer werk oplevert, maar vooral meer plezier. Ze introduceren daarmee ook een nieuwe term, ‘luinieren’. Niet te netjes en daardoor natuurlijker.
Het begint met je tuin zo in te richten dat die een extreme hoosbui kan opvangen en een langere periode van droogte kan doorstaan. Je tuin ‘ontstenen’ en de hoofdrol aan planten geven. In dit eerste hoofdstuk vind je van alles over alternatieve verhardingen, hoe je het regenwater opvangt of hoe je een wadi aanlegt. Daarbij geeft Moniek gelijk een rijtje met inheemse planten die zich in een wadi thuis voelen, zoals beemdkroon, grote kattenstaart of lange ereprijs. In de hoofdstukken erna volgen nog veel meer plantencombinaties. Want naast de stap van grijs naar groen, ga je aan de slag met het vergroten van de biodiversiteit door een gevarieerde tuin te maken met verschillende biotopen. Denk aan een zonnige border, een bloemenweide, een rommelhoekje met schaduw onder een boom, een haag in plaats van schutting en ook een watervoorziening voor de dieren als een vijver of ondiepe schaal. Op deze manier wordt de tuin een ecosysteem waarbij alles wat leeft in de tuin is verbonden, van bacteriën en schimmels in de bodem, insecten, vogels maar ook kikkers, salamanders, egels en vleermuizen. Voor hen zijn inheemse planten cruciaal, zodat ze het hele jaar door eten kunnen vinden in de tuin. In het boek staan prachtige foto’s van vlinders. Als je die in je tuin wilt, dan zorg je voor de juiste nectarbloemen en laat je ook de brandnetel in een hoekje staan, een favoriete waardplant voor veel soorten.
Alle tuinoppervlaktes in Nederland kunnen bijdragen aan meer natuurlijke leefruimte als ze worden ingericht als ecosystemen. Omdat alle beetjes helpen, sluit Moniek af met een hoofdstuk over tuinieren op niveau met heel veel tips voor de balkonbezitter.
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait zoals aangegeven in onze privacyverklaring. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we er vanuit dat ermee instemt.Ok