Uitgeverij NWST organiseert elk jaar de verkiezing tot Greenfluencer van het jaar. De titel wordt uitgereikt aan de dapperste en meest invloedrijke groenprofessional. In maart werd bekendgemaakt dat Wilde Weelders Jasper Helmantel en Jojanneke Bijkerk van Cruydt-Hoeck Greenfluencers van het jaar zijn geworden!
Als Greenfluencers hebben Bijkerk en Helmantel laten zien dat activisme en een duurzame commerciële organisatie neerzetten goed samen kunnen gaan. Zo’n 1,5 jaar geleden lanceerde Cruydt-Hoeck het gebiedseigen mengsel voor gemeenten die serieus werk willen maken van biodiversiteit. Daarvoor hebben de ecologisch adviseurs gedegen onderzoek gedaan naar het gebied, de oorsprong, grondsoort en doel. In navolging daarvan volgde eind 2024 ook gebiedseigen streekmengsels in samenwerking met Streektuinen.nl.
‘Onze rol is om iedereen die aan de slag wil met biodiversiteit – particulier of bedrijf – een handelingsperspectief te bieden met zaden, planten en kennis.’ Dat perspectief vraagt om een balans tussen idealisme en realisme. ‘Iemand noemde ons ooit “idealistische realisten”,’ vertelt Helmantel. ‘In ons hart zijn we idealisten, maar we begrijpen dat je een gezonde bedrijfsvoering nodig hebt om impact te kunnen maken. Wij zijn erg trots op de Greenfluencer Award en willen onze grote dank en waardering uitspreken naar iedereen die samen wil werken aan meer biodiversiteit: onze klanten, fans, ambassadeurs, media en vooral naar ons zeer betrokken team.’
De Greenfluencer van het Jaar Award is een erkenning van de invloed die personen kunnen hebben op het bevorderen van groene veranderingen in de samenleving. Bijkerk en Helmantel zijn gekozen omdat ze voorop durven te lopen als het gaat om thema’s die ertoe doen. Die, met hun hoofd boven het groene maaiveld, verandering tot stand brengen.
Wilgen zijn typisch planten van onze streken. Een familie, waar ook de populieren bij horen, die zich in een rivierdelta met zijn natte veen– en kleigebieden helemaal thuis voelt. Groeit snel en overal waar maar een beetje vocht wat langer in de bodem blijft, maar er zijn ook leden die het op droge grond doen en daar met hun meterslange wortels het vocht zelf wel opzoeken.
Voor bomen of houtige struiken zijn ze wel bijzonder omdat ze geen kernhout aanmaken dat steviger is dan het spinthout. De meeste boomachtige soorten maken dat hardere kernhout wel, om stevig te kunnen blijven staan. Dat was in de evolutie dus voor de wilgen niet nodig. Het snel kunnen breken is dan ook een verspreidingsmethode geworden; een evolutionair voordeel dus. Iedere tak of stam die op de grond komt maakt snel wortels en nieuw takken aan. Dat zie je na windworp of “schade” door overstroming dan ook overal gebeuren. Een stam in het water maakt binnen een paar dagen al de eerste wortels. Op het land zie je bij liggende stammen bijna meteen slapende knoppen uitlopen en ook wortels, maar die zie je niet. Als de ondergrond te droog is lukt het niet altijd, maar de wortels gaan zéker op zoek naar vocht.
Er zijn veel soorten wilgen en ze kruisen ook nog eens makkelijk zodat een exacte soortbepaling knap lastig is. Je hebt vroegbloeiende soorten (februari-maart), laatbloeiende soorten (april-mei), en alles daartussenin. Altijd tweehuizig, dat wil zeggen dat de mannetjes– en vrouwtjesbloemen aan een andere boom of struik zitten. Altijd… Bijna altijd. In 2017 kwam ik bij het Naardermeer een eenhuizige wilg tegen. Nooit eerder gezien en het is geen manipulatie van mijn kant. Maar gewoon raar. Duidelijk een mannelijk en een vrouwelijk katje aan een tak. Tussen de meeldraden lijkt ook hier en daar ook een vrouwelijk bloemetje te zitten. Katjes zijn namelijk trosjes met losse bloemen.
Doordat de wilg snel groeit en makkelijk te bewerken is, hebben mensen sinds de oudheid veel gebruik gemaakt van wilgen. Van bouwhout voor tijdelijke schuilplaatsen, gereedschap, hekwerken, schoeisel, gebruiksvoorwerpen zoals lepels en manden tot vlechtmatten om als onderlaag voor stenen bij dijkversterking te dienen, en brandhout voor bijvoorbeeld bakovens. Maar ook als veevoer en medicijn. Salicylzuur blijkt pijnstillend en koortsverlagend te zijn. Het is het werkzame deel van aspirine onder andere, maar dan wel nagemaakt in het lab.
Om te kunnen oogsten legde men langs rivieren zogenaamde grienden aan; laag bij de grond afhakken zorgde voor enorme groei van nieuwe takken en dit was handig te oogsten om de zoveel jaar. Op het erf was het ook gewenst, maar omdat het vee het graag lust werd er op hoogte gesnoeid zodat de beesten de knoppen en jonge takken niet uitvraten. Knotwilgen dus. In die knotten groeiden dan ook weer allerlei planten zoals fluitenkruid, vlier, robertskruid en tal van andere soorten die zo ook lekker buiten bereik van het vee bleven.
Tal van dieren maken gebruik van de wilgen. Uiteraard de nectar– en stuifmeeleters zoals wilde bijen en honingbijen, kevers, vliegen, de eerste wespen– en hommelkoninginnen, en nog veel meer soorten die in of van het blad eten zoals mineerders en de rups van de wilgenhoutvlinder, zo groot als een pink als hij ouder is, leven in de stam. Vaak komt dat door stamschade bij het maaien rond een wilg. Dat is aantrekkelijk voor de vlinder om eitjes op te leggen. En voor de wilgenhoutrups om te eten; dat kun je zien op onderstaande foto van een omgezaagde knotwilg in Loosdrecht. De rups gaat op stap om te verpoppen, stinkt enorm naar azijn en verkleurt van wit naar roodbruin in zonlicht.
Van de zes winnaars van Duurzaamste hovenier 2024 zijn maar liefst vier bedrijven aangesloten bij Wilde Weelde!
In de categorie Particuliere tuin ging het goud naar Holsto Tuinen (Olst), het zilver was voor Willemstein Hoveniers (Waddinxveen), en Carduus Tuinen (Utrecht) sleepte het brons in de wacht.
In de categorie Openbare ruimte mocht Grijs kleurt Groen (Enkhuizen) het zilver mee naar huis nemen.
Wat een mooi bericht!
Holsto Tuinen | Kerkplein met beplanting die op zes bomen na geheel biologisch is en die o.a. bestaat uit grote solitaire heesters, vaste planten, bloembollen en zaaigoed. Er is op elk moment van het jaar wat bloeiends te vinden voor vliegende insecten of ander leven.
Willemstein Hoveniers | Particuliere voortuin met een parkeerplicht voor één auto. De tuin is ingericht met eetbare planten in borders die zijn gestapeld met hergebruikte tegels uit de oude tuin. Verder alleen halfverharding. De palen en pergola zijn van kastanjehout.
Carduus Tuinen | Nieuwbouw particuliere achtertuin waarbij de eiken wagondelen zijn hergebruikt en ook een groot deel van de bestrating, die is verzameld uit de andere tuinen. De pergola is van inheems hout en de beplanting is gericht op biodiversiteit en een lang bloeiseizoen.
Grijs kleurt Groen | Dwaaltheater in het Dwaalpark, dat met en voor bewoners is opgewaardeerd met een natuurspeelplek en een openluchttheater. Dit theater wordt goed gebruikt; er is een programmering voor allerlei activiteiten, maar voornamelijk muziek. Het park leeft weer!
Midden in de winter staat op een aantal plekken in Nederland een wilde plant van hier in volle bloei. In het duingebied zo hier en daar, Veluwe/Utrechtse heuvelrug, oost Nederland, Noord Brabant… Op zandgrond. Eigenlijk altijd op zonnige beschutte plaatsen want – heel vreemd voor een inheemse soort – hij is vorstgevoelig.
Gaspeldoorn, Ulex europaeus, bloeit soms al eind november en gaat soms door tot in mei. Het is een typisch Atlantische soort en aan de kusten van Europa komt hij voor. Van Portugal tot in Schotland. Typisch plekken waar het nooit echt hard vriest of zelfs helemaal niet vriest. Je zou dan denken dat –ie wat moeite heeft om zaad te vormen maar omdat hij dus vroeg in het voorjaar nog volop bloeit zijn er genoeg insecten, vooral grote bijen zoals hommels, die ze bezoeken.
Als er geen strenge winters zijn zaaien ze flink uit, maar als je zelf wilt kweken dan blijkt zaaien toch knap lastig. Buiten dat het verzamelen van zaad een vervelend werkje is vanwege de enorme tot doorns vervormde bladeren die de plant heeft, blijkt ook het kiemen onvoorspelbaar. Veel vlinderbloemigen hebben harde zaden die je vaak het best kunt weken, andere kwekers raden schuren van de zaden aan, maar ik las ook een heel aparte methode: overgieten met kokend water en daarna meteen met koud water. Iemand die dat probeerde had goed succes, meldde hij… Kwekers gaan vaak voor de “makkelijke” weg en stekken ze, hoewel dat mij ook nog wel een uitdaging lijkt.
Onze gaspeldoorn werd vroeger gebruikt als vee kering, maar ik las ook dat het als veevoer werd gebruikt. Koeien schijnen het jonge blad, dat dan nog niet vervormd is tot harde doorn, te eten. Dan keert het dus niet alle vee. Het is wél zo dat voor mensen een haag met gaspeldoorn echt ondoordringbaar is. En probeer je het toch dan heb je kans dat de dode puntjes van de doorns in je huid achterblijven die dan gaan ontsteken. Mensen die de plant bloeiend tegenkomen en denken dat het brem is – de bloemen lijken er sprekend op – en er aan willen ruiken, komen dan van een koude en vooral prikkerige kermis thuis… Ik heb dat regelmatig gezien omdat ik in de jaren ’60 er eentje in de tuin van mijn ouders had gezet langs de stoep. Die deed het fantastisch, maar dat prikken… Wat kunnen mensen boos kijken zeg.
De gaspeldoorn is waardplant voor een aantal vlinders waaronder het groentje en het heideblauwtje. De vlinderstichting geeft ook nog 5 nachtvlindersoorten aan.
Buiten zijn gebied, in de rest van de wereld dus, wordt hij gezien als een problematische invasieve exoot die op veel plekken intensief bestreden wordt en waar een verbod op geldt.
In Nederland wordt hij het eerst genoemd omstreeks 1600 op Walcheren. Er is wat twijfel of het een natuurlijke vestiging is of aangeplant, wat betreft de natuurlijke verspreiding zou een natuurlijk voorkomen wel kunnen. Hij staat op de Nederlandse rode lijst als vrij zeldzaam.
Op zuidelijker en westelijker plekken komt ook de westerse gaspeldoorn voor, Ulex gallii, en de kleine gaspeldoorn, Ulex minor. Die bloeien van april tot oktober waardoor er bijvoorbeeld op de Britse Eilanden en Ierland altijd wel gaspeldoorns in bloei staan omdat ze daar op dezelfde plekken voorkomen. Een oud Engels spreekwoord is “When gorse is out of bloom, kissing is out of fashion”. Gorse is de Engelse naam…
De hazelaar is een oer-Hollandse struik die in iedere tuin past. De struik is op den duur meerstammig. Hij kan wel 6 meter hoog worden en ook zo’n omvang krijgen, maar hij is goed te snoeien. Hij werd dan ook veel toegepast in gemengde hagen, iets wat je de laatste jaren steeds meer ziet. Hij zal dan weinig vrucht dragen omdat het kort snoeien wel ten koste gaat van bloei, maar in de zomer is het een fantastische frisgroene vuller van een heg.
Haag met hazelaar en meidoorn
Al vanaf de eerste weken van het jaar bloeit de hazelaar met katjes van gele mannelijke bloemen en kleine rode vrouwelijke “knop”-bloemen. Het is een windbestuiver; hij heeft dus geen dieren nodig om bestoven te worden. Als de temperatuur hoog genoeg is gaan vroeg vliegende bijen er wel stuifmeel op halen omdat er meestal niet veel te vinden is in deze tijd van het jaar.
Bloei
Hazelaars zijn waardplanten. Heel veel dieren eten de noten: vogels zoals kraaiachtigen en spechten, zoogdieren zoals eekhoorns en muizen, en ook insecten zoals de hazelnootboorder – die legt eitjes in de noot.
Nootjes met muizenvraat
In de bloemen zit vaak een galmijt die de bloemknoppen doet opzwellen.
Hazelaar met galmijt
Voor tal van nachtvlinders is het de plek om hun rupsen op grootte te krijgen zoals grote nachtpauwoog, Tauvlinder en nog 24 andere soorten – zo ook de dagvlinder gehakkelde aurelia.
Tauvlinder
Kortom, het is een struik die je echt “moet” hebben in een natuurrijke tuin. Hij doet het overal – ondanks dat het een soort is van bosranden op rijke bosgrond is hij in de praktijk helemaal niet zo kieskeurig.
De Egel in Onze Tuinen: Inzichten van Rob Schenkelaars
Als tuinprofessionals hebben we het voorrecht om dagelijks in contact te komen met de wilde bewoners van onze groene oases. Tussen al deze fascinerende wezens neemt één dier een bijzondere plaats in: de egel. Geliefd om zijn schattige voorkomen, maar tegelijkertijd kwetsbaar in onze moderne omgeving, vormt de egel een belangrijk onderdeel van het ecosysteem in onze tuinen.
Onlangs hadden we het genoegen om Rob Schenkelaars, van het roofvogel-uilen en egelinformatiepunt te verwelkomen tijdens onze werkdag. Met 30 jaar ervaring in de opvang en zorg voor egels, deelde Rob waardevolle inzichten die ons helpen deze stekelige vriendjes beter te begrijpen en te beschermen.
Fascinerende Feiten over Egels
1. Winterslaap: Egels slapen niet de hele winter door. Ze worden regelmatig wakker om bij te eten, tenzij er een langdurige vorstperiode is van ongeveer twee weken met temperaturen van -4 of -5 graden.
2. Voortplanting: Egels kunnen twee worpen per jaar hebben: de eerste in april en de tweede in augustus/september. Dit betekent dat er in het najaar nog jonge egels kunnen rondlopen die dan ongeveer een vuist groot zijn!
3. Zelfstandigheid: Een vuistgrote egel lijkt misschien klein, maar is al ongeveer 6 maanden oud en zelfstandig.
4. Sociaal gedrag: Jonge egels van minder dan 500 gram hebben elkaar nodig om hun lichaamstemperatuur op peil te houden gedurende een vorst periode. Ze vormen samen één grote ‘egel’ om bestand te zijn tegen de kou.
5. Territorium: Egels zijn zeer territoriaal. Ze hebben hun eigen gebied waar ze geen andere egels dulden, behalve tijdens de paartijd.
6. Klimvaardigheid: Verrassend genoeg kunnen egels klimmen! Ze kunnen gaashekwerken beklimmen tot wel 1,5 meter hoog, boven op het hekwerk rollen ze zich op en laten zich naar beneden vallen om daarna verder te lopen.
Zintuigen: Egels beschikken over het Orgaan van Jacobson, waarmee ze nieuwe geuren onderzoeken. Als ze iets nieuws eten, komen ze door dit orgaan in een soort van kramptoestand en bespugen zichzelf. Zo slaan ze die nieuwe geur op in hun geurgeheugen en weten voortaan of het wel of niet te eten was. Mensen die dit zien denken vaak de de egel aan het doodgaan is.
7. Herkenning: Egels kunnen mensen herkennen die ze vaak tegenkomen, vooral op geur en gehoor. Ze kunnen zelfs aan je voetstappen horen dat jij het bent! Dit verklaart waarom een egel die regelmatig in je tuin komt, op den duur niet meer bang voor je is en gewoon onder je stoel door kan lopen.
Tips voor een Egelvriendelijke Tuin
1. Nestgelegenheid: Zorg voor voldoende nest- en schuilgelegenheid. Een egelhuis in de schaduw, op een droge plek en bedekt met bladeren en takken is ideaal.
2. Doorgangen: Creëer ‘egelsnelwegen’ door openingen in schuttingen of hekwerk te maken. Dit is cruciaal, vooral in stedelijke gebieden waar egels te lijden hebben onder een gebrek aan nest- en schuilgelegenheid. Hier zijn enkele specifieke tips:
Maak gaten van minimaal 20 cm x 20 cm in schuttingen of muren. Dit is groot genoeg voor zelfs een drachtige egel om doorheen te komen.
Vervang delen van dichte schuttingen door gaasmatten met klimplanten. Hang deze minimaal 20 cm boven de grond.
Verwijder een plank onderaan de schutting voor een gemakkelijke doorgang. Zorg voor minimaal 20 cm ruimte aan alle kanten.
Overweeg om je schutting te vervangen door een heg. De Engelse naam voor egel, ‘hedgehog’ (hegzwijntje), geeft al aan hoe belangrijk heggen zijn voor deze dieren!
Heb je een ommuurde tuin met een poort of deur? Zorg dan voor minimaal 20 cm vrije ruimte onder de poort of deur.
Let op: Egels kunnen door kleine openingen kruipen als hun kop erdoor past, maar kunnen vaak niet terug vanwege hun stekels. Zorg er daarom voor dat ze niet klem kunnen raken achter schuren of andere obstakels.
3. Natuurlijke voeding: Laat de egel zelf zijn voedsel vinden. Hun natuurlijke dieet van insecten, slakken en wormen is essentieel voor hun gezondheid.
4. Vermijd bijvoeren: Dit is een cruciaal punt waar Rob Schenkelaars zeer beslist over was. Veel mensen denken goed te doen door egels bij te voeren, maar dit kan ernstige gevolgen hebben:
Egels zijn bijna-alleseters en zullen bijna alles eten wat ze voorgezet krijgen.
Hun natuurlijke dieet bestaat voornamelijk uit insecten, waaronder kevers. De harde schilden van kevers bevatten een kleine hoeveelheid blauwzuur, wat essentieel is voor egels.
Dit blauwzuur helpt egels bij het bestrijden van parasieten die ze binnenkrijgen door het eten van regenwormen en naaktslakken (hun favoriete voedsel).
Als egels bijgevoerd worden met bijvoorbeeld kattenvoer of pinda’s, eten ze deze liever dan de minder smakelijke kevers.
Hierdoor missen ze de natuurlijke parasietenbestrijding en kunnen ze ernstig ziek worden of zelfs sterven.
Laat egels dus hun eigen voedsel vinden. Ze lopen elke nacht wel zo’n 3 km om hun kostje bij elkaar te scharrelen en vinden altijd wel wat.
Geen melk: Geef egels nooit melk! Dit kan ernstige diarree veroorzaken en zelfs dodelijk zijn voor jonge egels.
5. Veilig maaien: Als u een robotmaaier gebruikt, zet deze dan niet te vroeg aan en stop ruim voor de schemering om egels te beschermen.
6. Laat rusten: Verstoor slapende egels niet. Als ze overdag ronddwalen, zijn ze vaak op zoek naar een rustige plek na een verstoring.
7. Veilige waterpartijen: Egels kunnen zwemmen, maar hebben moeite met steile, gladde wanden zoals die van vijvers of ingegraven speciekuipen. Om verdrinking te voorkomen:
Stapel keien of bakstenen trapsgewijs aan één kant van de vijver tot vlak onder het wateroppervlak.
Leg een loopplankje met dwarslatjes in de vijver als uitklimhulp.
Plaats grote waterschalen op een sokkeltje waar egels niet bij kunnen.
Zet in droge periodes wat water voor egels neer, maar gebruik hiervoor een klein schoteltje of drinkbakje om ongelukken te voorkomen.
Wanneer Hulp Bieden?
Een gezonde egel is peervormig van kop naar staart of vormt een mooie ronde bal als hij zich oprolt.
Als een egel plat lijkt of langgerekt zonder rondingen, kan dit op gezondheidsproblemen wijzen.
Egels die hard piepen en rochelen tijdens het ademhalen kunnen longworm hebben en hebben dringend hulp nodig.
Jonge egels ter grootte van een kippenei zijn nog zuigelingen en horen bij hun moeder te zijn. Raak ze niet aan.
Tot Slot
Door deze kennis toe te passen in onze tuinontwerpen en -onderhoud, kunnen we een significante bijdrage leveren aan het welzijn van egels. Het creëren van egelvriendelijke doorgangen tussen tuinen en het zorgen voor veilige waterpartijen is essentieel, vooral in stedelijke gebieden. Ook belangrijk is het begrijpen van het natuurlijke dieet van egels en waarom bijvoeren, hoewel goed bedoeld, schadelijk kan zijn.
Laten we samen werken aan het creëren van egelvriendelijke ruimtes, zodat deze bijzondere dieren kunnen blijven floreren in onze tuinen en parken. Onthoud: een tuin die goed is voor egels, is vaak ook een gezonde, natuurlijke tuin die goed is voor veel andere wilde dieren. Door egels te beschermen en hun natuurlijke leefwijze te respecteren, dragen we bij aan de algehele biodiversiteit van onze groene ruimtes.
Wanneer je een boeket koopt, denk je waarschijnlijk aan de schoonheid en vreugde die bloemen brengen. Maar wat als achter dat ene boeket een wereld van milieubelasting, giftige teeltmethoden en eindeloze transportkilometers schuilgaat? Gelukkig is er een hoopvolle beweging die laat zien dat bloemen anders kunnen.
Slow Flowers: een revolutie in bloementeelt
Katja Staring’s boek ‘Slow Flowers’ is meer dan zomaar een reportageboek – het is een manifest voor een nieuwe manier van naar bloemen kijken. Staring neemt ons mee in de wereld van 25 pioniers die bloemen telen met hart voor de natuur, respect voor de bodem en liefde voor lokale biodiversiteit.
De kern van Slow Flowers? Drie cruciale principes:
Lokaal: Bloemen uit je eigen regio, rechtstreeks van de tuinder om de hoek
Seizoensgebonden: Bloemen die meebewegen met de natuurlijke cyclus
Natuurvriendelijk: Geteeld zonder gif, met respect voor mens, dier en ecosysteem
Na het lezen van dit boek zul je nooit meer ‘zomaar’ een bos bloemen kopen. Je wordt je bewust van de impact van je bloemenkeuze en de schoonheid van lokaal, duurzaam geteelde bloemen.
Het grote ecologische Pluk Tuin boek: jouw eigen bloemenparadijs
Waar Staring ons informeert, geven Lies Couckuyt en Monique van Wegen in ‘Het Grote Ecologische Pluk Tuin Boek’ concrete handvatten. Of je nu een mini-tuin hebt of professioneel bloemen wilt kweken, dit boek is je ultieme gids.
De auteurs zien bloemteelt als ‘voedsel voor de ziel’ – een holistische benadering die verder gaat dan alleen maar mooie bloemen plukken. Ze leiden je onder andere door:
Het creëren van een gezonde bodem
Zelf zaaien en zaad winnen
Seizoensgebonden tuinieren
Het stimuleren van biodiversiteit
Technieken om bloemen te plukken die meer bloei opleveren
Bijzonder is hun aandacht voor de complete cyclus: van zaaien tot het drogen van bloemen, zodat je zelfs in de winter kunt genieten van je eigen oogst.
Bloemen als verhaal van verandering
Deze boeken doen meer dan informeren – ze inspireren tot actie. Ze nodigen ons uit om onze relatie met bloemen te hernieuwen. Van passieve consumenten naar actieve, bewuste liefhebbers die de natuur omarmen en beschermen.
Voor iedereen die bloemen ziet als meer dan een decoratief accessoire: deze boeken openen de weg naar een wereld waar elke bloem een verhaal vertelt van zorg, verbinding en vernieuwing. Ze onthullen niet alleen uitdagingen, maar reiken ook concrete, inspirerende oplossingen aan.
Van natuurinclusieve ambitie naar beleid, realisatie en beheer
Je wilt of moet met natuurinclusief aan de slag, want dat biedt veel voordelen. Als de ambitie er is, wil je ook kwaliteit in het eindresultaat. Maar hoe pak je dat aan? Dit boek heeft de focus op het proces en staat vol handvatten en tips voor vakmensen om direct vol enthousiasme aan de slag te gaan met een gezonde natuurinclusieve leefomgeving!
Karin Albers presenteert haar nieuwe boek bij Soontiëns in Eindhoven op 18 november om 13 u. Wil je aanwezig zijn, geef je op via de website.
In een digital tijdperk waar schermtijd steeds meer de jeugd domineert, brengen twee nieuwe boeken van Uitgeverij Pica een verfrissende boodschap: natuur is essentieel voor de ontwikkeling van kinderen. ‘Het groene schoolplein’ en het ‘Handboek Schooltuinen’ zijn meer dan alleen praktische handleidingen – ze zijn een pleidooi voor een fundamentele herontdekking van onze natuurlijke omgeving.
Het groene schoolplein als rijke leeromgeving
Het eerste boek, ‘Het groene schoolplein’ van Maike Nelissen en Marc van de Geer, laat zien hoe je een traditioneel betegeld schoolplein kunt omtoveren tot een natuurlijke speel- en leeromgeving. De auteurs bundelen hun expertise om schoolleiders, leerkrachten en werkgroepen te begeleiden bij deze transformatie.
De voordelen van een groen schoolplein zijn overtuigend: kinderen hebben minder conflicten, bewegen meer en ontwikkelen een band met de natuur. Het boek behandelt alle praktische aspecten: van ontwerp en aanleg tot onderhoud en veiligheid. Ook wordt er aandacht besteed aan de integratie van het groene schoolplein in het onderwijs, de bijdrage aan biodiversiteit in stedelijke gebieden en interessant voor het behalen van klimaatdoelen.
Handboek Schooltuinen: zaaien, oogsten en smullen
Het tweede boek, ‘Handboek Schooltuinen’ van Annerie Rutenfrans, Marieke Dekker en Inge Buntinx, komt op een cruciaal moment. Steeds meer kinderen groeien op zonder eigen tuin en hebben weinig besef van waar hun voedsel vandaan komt. Dit handboek biedt praktische hulp bij het opzetten en onderhouden van schooltuinen in alle soorten en maten – van grote schooltuincomplexen tot bescheiden moestuinbakken op het schoolplein.
In de schooltuin leren kinderen niet alleen over natuur en voedsel, maar ontwikkelen ze ook belangrijke vaardigheden. Ze werken samen, oefenen geduld, leren omgaan met tegenslagen en vergroten hun woordenschat. Het boek benadrukt dat je geen groene vingers hoeft te hebben om een schooltuin te begeleiden – enthousiasme en interesse zijn de belangrijkste ingrediënten.
Dit ‘Handboek Schooltuinen’ vloeit voort uit het ministeriële programma ‘Jong Leren Eten’, dat sinds 2017 kinderen bewust wil maken van voedsel, smaken en duurzame keuzes. In samenwerking met de Alliantie Schooltuinen creëren ze niet zomaar een handleiding, maar een “groeibodem voor nieuwe schooltuinen en leerlingen”.
Natuureducatie voor een duurzame toekomst
Beide boeken onderstrepen het belang van natuureducatie voor de ontwikkeling van kinderen. Door jong in contact te komen met natuur, ontwikkelen kinderen niet alleen liefde en verwondering voor hun leefomgeving, maar groeien ze ook op tot volwassenen die zich verantwoordelijk voelen voor een duurzame wereld.
De handboeken zijn waardevol voor iedereen die betrokken is bij natuureducatie op scholen: van leerkrachten en schoolleiders tot gemeenten en vrijwilligers. Ze bieden concrete handvatten om natuurrijk onderwijs vorm te geven en dragen bij aan een gezondere, groenere toekomst voor onze kinderen.
Voor meer informatie:
– ‘Het groene schoolplein’ – Maike Nelissen en Marc van de Geer
In ons land kom je van het geslacht hoefblad (Petasites) eigenlijk maar één soort tegen die we inheems kunnen noemen: groot hoefblad, Petasites hybridus.
Groot hoefblad mannelijke bloem
Daarnaast zie je op landgoederen en parkbossen ook Japans hoefblad, Petasites japonica, en wit hoefblad, Petasites albus. Beide soorten worden tot de stinzenplanten gerekend, ooit aangevoerd als sierplant om in de tuinen en parken te planten rond stinzen en states. Ze hebben zich daar kunnen handhaven maar breiden zich niet echt uit buiten die plekken.
Japans hoefbladWit hoefblad
Een “nieuwe” stinzenplant is er ook: de winterheliotroop, Petasites pyrenaicus. De benaming stinzenplant mag je er eigenlijk niet aan geven omdat het feitelijk een nieuwe introductie is van de laatste decennia die zich ook niet geheel zelfstandig in stand houdt. Hij kan namelijk last krijgen van strenge vorst. In de bergen waar hij van oorsprong groeit, de Pyreneeën, is dat blijkbaar geen punt omdat hij daar meestal onder een sneeuwdek zit of op warme, zuid ge-exposeerde hellingen groeit.
Hij is echter wel heel nauw verwant aan de andere hoefbladsoorten. Het bijzondere is dat hij heel welriekend is en heel vroeg bloeit. Vaak al half december, en hij bloeit door tot eind februari. Tenzij het hard gaat vriezen, dan bevriezen de bloemen en het al verschijnende blad, maar mijn ervaring is dat meestal een deel van het wortelstelsel het wel overleeft. Ook de zeer vroeg vliegende insecten zoals hommels en andere bijen kunnen er dan al wel nectar in vinden. In de zomer blijken ook tal van opvreters in en op het blad zich eraan te goed te doen.
Winterheliotroop
Groot hoefblad is tweehuizig, dat wil zeggen dat je planten hebt met vrouwelijke bloemen en planten met mannelijke bloemen. Ze bloeien, net als de andere soorten, vóór het blad verschijnt. Ze bloeien al in februari tot begin april en worden door tal van vroege insecten bevlogen. In de zomer wordt het wel tot 1 meter in doorsnee wordende blad ook door tal van insecten aan- en opgevreten. De uit het Europese berggebied afkomstige wit hoefblad begint meestal net iets eerder dan het groot hoefblad en het uit Azië afkomstige Japans hoefblad nog iets eerder. Winterheliotroop en wit hoefblad maken niet zulk groot blad, Japans hoefblad doet dat net als groot hoefblad wel.
Groot hoefblad vrouw & man
En dan is er nog een hoefblad. Eentje die niet tot het geslacht Petasites gerekend wordt: klein hoefblad, Tussilago farfara. Groeit op heel veel plekken in Europa, Afrika en Azië en is geïntroduceerd in de Amerika’s. Daar wordt hij vaak als invasieve exoot gezien. Bij ons staat hij vooral op niet zure omgewerkte, ruderale plaatsen. Zelfs op muren heb ik ze gevonden. Bloeit vaak al half februari, wordt bezocht door bijen en vliegen en kent ook veel opvreters van het blad, dat ook pas na de bloei verschijnt. Het is ook een bekende geneeskrachtige plant tegen luchtwegaandoeningen. Het gedroogde blad wordt bijvoorbeeld gebruikt als ‘astma sigaretten’ en in WOII werd het gebruikt als surrogaat tabak. Het gebruik als thee wordt ten sterkste afgeraden. Er zitten, net als bijvoorbeeld in smeerwortel en kruiskruiden, stoffen in die leverbeschadiging veroorzaken.
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait zoals aangegeven in onze privacyverklaring. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we er vanuit dat ermee instemt.Ok