In de Wilde Weelde Wereld in Appeltern ligt, een beetje verborgen in de noordoosthoek, een kunstmatige ruïne van afgedankte bouwmaterialen. Daaromheen zijn we vijf jaar geleden begonnen met het ontwikkelen van een stinzenbeplanting.
Voor dit deel van de tuin heb ik toen samen met Trudi Woerdeman een beplantingsplan gemaakt, dat als basis diende voor de aanplant. Verschillende vaste planten kwamen uit de toenmalige tuin van Trudi en uit de tuin van Ruurd en Deyke van Donkelaar en uit mijn eigen tuin. De bollen en knollen werden geleverd door De Warande.
De uitgangssituatie was toen nog niet ideaal voor een stinzenbeplanting vanwege het gebrek aan schaduw, de zware rivierklei, de verstoorde bodem en het ontbreken van een natuurlijke strooisellaag. Na aanbrengen van bladaarde en het regelmatig verwijderen van te opdringerige smeerwortels, ridderzuring, kweekgras en dovenetels begint de tuin zich nu goed te ontwikkelen. Inmiddels beginnen de geplante bomen en heesters wel voldoende schaduw te geven en komt de bodem tot rust.
Stinzenplant (of stinsenplant) is een in Nederland en Duitsland (“Stinsenpflanze”) gangbare benaming voor een groep agriofyten, planten die van oorsprong in een regio alleen als ingevoerde sierplantensoort voorkwam op landgoederen, in boerenhoven, in pastorietuinen en dergelijke, en zich daar handhaafden of verwilderd zijn. Hun natuurlijke verspreidingsgebied hebben ze veelal veel zuidelijker. Agriofyten zijn ingeburgerde planten die zich in de tegenwoordige potentieel natuurlijke vegetatie een plaats hebben veroverd, die zij nog niet hadden in de oorspronkelijke natuurlijke vegetatie. Als je veel over deze groep planten gaat lezen, zul je merken dat er een grote verbondenheid is met de geschiedenis van landgoederen en buitenplaatsen in Nederland. Heel veel stinzenplanten zijn bol- of knolgewassen die in de juiste omstandigheden kunnen gaan verwilderen. Tegenwoordig zijn er ook heel wat bollen en knollen die uit Noord-Amerika en zelfs uit Zuid-Afrika komen die zich prima weten te vestigen in onze tuinen, maar niet tot de stinzenplanten worden gerekend. Dat heeft puur te maken met geschiedenis; wie weet worden indianenlelie (Camassia) en oude wijfjes (Ipheion) over honderd jaar ook wel bij de stinzenplanten gerekend!
Stinzenplanten zijn in de regel voorjaarsbloeiers met opvallende bloemen. Vaak niet groot, maar omdat ze vaak in grote getale in parkbossen te vinden zijn en omdat ze op een moment bloeien dat er nog geen blad aan de bomen zit, vallen ze op. Dat is natuurlijk ook de reden waarom het zo ontzettend leuk is om met deze groep planten te tuinieren.
Om van stinzenplanten te kunnen genieten, heb je gelukkig echt geen groot landgoed nodig, zoals je kunt zien rondom de Stinzenruïne in Appeltern. Het is een goede manier om je beplanting in de tuin, vooral onder bladverliezende bomen en heesters, meer divers te krijgen en al heel vroeg van de lente te kunnen genieten. De vroegbloeiende stinzenplanten worden altijd goed bezocht door hommelkoninginnen die als eerste tevoorschijn komen na de winterrust. Op de boerenkrokussen zie ik iedere lente veel honingbijen en verschillende soorten zweefvliegen (blinde bij en terrasjeskommazweefvlieg).
Het bloeiende feest van de lente begint al vroeg (dit jaar al eind januari) met de winterakonieten, boerenkrokussen, sneeuwklokjes en lenteklokjes. Ook het blad van Italiaanse aronskelken is prachtig in de winter en het vroege voorjaar. Opvolgend in bloei komen de wilde narcis, zomerklokjes en sterhyacinten. Dan volgen de holwortels, voorjaarshelmbloemen en bosanemonen. De boshyacinten, daslook en Spaanse hyacinten komen weer wat later. Dichtersnarcissen en aronskelken (gevlekte en Italiaanse) zijn volgens mij wel de laatste in het rijtje van de bol- en knolgewassen die bloeien.
Vooral de vroegbloeiende bol- en knolgewassen zijn eind van de lente ook weer verdwenen. Ze maken gebruik van de periode dat er voldoende licht en vocht is om te bloeien, uit te zaaien, maar ook om de bol of knol weer ‘op te laden’ voor het volgende jaar. Dat maakt ze ook heel geschikt om ze te combineren met veel vaste planten die wat later boven de grond komen. De bloeiende bollen combineren vaak prachtig met het uitbottende loof van vaste planten. Het afstervende loof van de bolletjes, dat wel eens als hinderlijk wordt beschouwd, verteerd vanzelf onder het blad van de vaste planten en komt ten goede aan het hele bodemproces. Als je dan al een keertje rommelt in de grond (spitten doen we natuurlijk niet, maar wat onkruid trekken wel) komen er in de zomer best wel eens wat bolletjes boven de grond. Geen probleem! Plant ze terug of zet ze weer op een ander plekje. Zo werk je mee aan de natuurlijke vegetatieve vermeerdering en verspreiding van bol- en knolgewassen. Knip het loof niet af; het is nog nodig om de bol van voldoende voedsel te voorzien en nieuwe bloemen aan te leggen voor het volgende jaar. Ook kunnen de bollen en knollen zich vermeerderen uit zaad. Verschillende soorten worden verspreid door mieren. Aan de zaden van bijvoorbeeld sneeuwklokje, voorjaarshelmbloem, holwortel, bosanemoon en maarts viooltje zit een zogenaamd mierenbroodje (elaiosoom) dat als voedsel kan dienen voor mieren, die het mee naar hun nest nemen om larven te voeden. Het zaadje valt er onderweg af of wordt door de mieren weer uit het nest gewerkt. Wij kunnen ook helpen met het verspreiden van de zaden. Ze kunnen het beste direct verspreid worden als ze aan de plant rijp zijn. Zorg dan wel dat de zaden goed in contact komen met de minerale bodem net onder de strooisellaag. Gunstige plaatsen om te zaaien zijn bijvoorbeeld onder bladverliezende heesters of onder het blad van vaste planten als vrouwenmantel en Kaukasische vergeet-mij-niet.
Behalve bol- en knolgewassen zijn er ook een flink aantal vaste planten en enkele heesters die tot de stinzenplanten worden gerekend. We hebben er ook verschillende bij de stinzenruïne aangeplant. De donkere ooievaarsbek, maartse viooltjes, hartbladzonnebloem en weegbreezonnebloem zijn mooie vaste planten die het prima doen in een bosrand of lichte schaduw. Het breedbladig klokje bloeit in de zomer als de meeste andere stinzenplanten al zijn uitgebloeid. Bekende tuinplanten én stinzenplanten als gevlekt longkruid, salomonszegel en gewone akelei zijn fantastische planten die het prima doen met andere tuinplanten of gecombineerd met inheemse planten.
Rondom de Stinzenruïne in de Wilde Weelde Wereld van Appeltern zijn behalve bol- en knolgewassen ook vaste planten en enkele heesters (pimpernoot en prachtframboos) geplant.
Ga vooral eens op zoek in de Wilde Weelde Wereld naar de verborgen schatten rondom de Stinzenruïne. Er is vast ook een geschikte plek om in je eigen tuin allerlei bollen te planten die zich daar kunnen gaan vestigen. Plant bollen vroeg in het najaar (september), of in deze tijd ‘in het groen’. Zorg daarbij voor een goede levende bodem! Voor alle bollen en knollen is voldoende humus in de grond belangrijk. Veel bollen en knollen doen het heel goed op kleigrond en op leemhoudende, kalkrijke bodems. Op zure zandgronden is het wat lastiger; daar kan het helpen om bentoniet en kalk in de grond te werken en natuurlijk ook de juiste soorten te kiezen.
Tekst en foto’s: Margo van Beem, Vis à Vis Ontwerpers
Stinzenplanten de Warande