Op het moment dat ik dit stukje schrijf waait het hier in het zeekleigebied langs de waddenkust met een windkracht 10 a 11 en slaat de regen tegen de ramen aan. Met dit weer is het lekker binnen zitten en tuinplannen maken. Maar tuinplannen maken of ontwerpen doe je ook voor een groot deel buiten waar het moet gebeuren.
Ontwerpen is namelijk eerst goed kijken, luisteren en observeren en het vertalen van wensen en ideeën naar een plek, naar een tuin. Je kan de relatie met de omgeving maken door zichtlijnen te creëren of de omgeving juist afsluiten en een eigen wereld creëren als een omsloten tuin. In een particuliere (stedelijke) tuin heb je hier automatisch al vaak mee te maken en richt je je al snel tot de relatie woning-tuin en probeer je binnen en buiten met elkaar te verbinden.
Zelf ben ik als ontwerper ook altijd op zoek naar de sfeer van een plek. Deze kan ontstaan zijn door bijvoorbeeld uitgesproken bebouwing, aanwezige beplanting, een beeldbepalende omgeving of oude/grote bomen. Ik probeer hier met het ontwerp op aan te sluiten en het verder te versterken en zo elke plek (en dus elk ontwerp) speciaal en plek-specifiek te maken.
Voordat ik verder ga zal ik mijzelf even kort voorstellen; Mijn naam is Sandor Walinga van Buro Walinga, ontwerp van groene ruimtes, ik ben een ontwerper met een groen hart en heb oog voor detail. Het ontwerpen van Groene ruimtes en fijne plekken is wat ik graag doe, een plek creëren waar mens en natuur zich thuis kunnen voelen, of dat nu een kleine stadstuin of een groot park is.
Factoren
Bij het ontwerpen van een tuin is het de kunst om met zoveel mogelijk factoren rekening te houden en toch tot een samenhangend, praktisch en natuurrijk tuinplan te komen. De factoren waar je rekening mee kunt houden zijn divers: de wensen en eisen (functies) van de gebruiker, de bestaande situatie van de tuin zoals bebouwing, bomen en beplanting, hoogteverschillen, bezonning en windrichting, het landschapstype waar de tuin zich in bevind, grondsoort en waterhuishouding. Soms is het interessant om de historie van een plek te bestuderen. Dit kan je snel opzoeken met bijvoorbeeld Topotijdreis.
Als je bovenstaande allemaal op een rijtje hebt gezet, leer je de plek steeds beter kennen en heb je een goede basis om de eerste ideeën te schetsen.
Hoofdidee
Om te beginnen met een tuinplan is het handig om een hoofdidee (concept) te hebben, hier kan je je aan vast houden en keuzes mee maken. Ontwerpen is eigenlijk steeds keuzes maken en je afvragen ‘’waarom teken/ontwerp ik het zo’’. Deze vraag kan je dan beantwoorden met je hoofdidee. Als je het hoofdidee van je tuin in 30 seconden op een bierviltje kunt tekenen dan heb je een goed concept.
Bij het tekenen van het tuinplan wordt het steeds concreter en gedetailleerder en teken je daarom ook op schaal (1:50, 1:100, 1:200), zodat je goed inzicht hebt in de maatvoering en de ruimtes. Maak schetsen in verschillende vormen; plattegrond, doorsnede, aanzicht en 3D beeld zodat je de ideeën goed kunt toetsen en vertalen naar de tuin.
Een natuurrijke tuin is voor mij automatisch een duurzame tuin. Variatie in biotopen/gradiënten zorgt voor variatie in flora en fauna en hiermee verhoog je de biodiversiteit in een tuin. Van een gemengde, inheemse haag tot een natuurlijke vijver en van oude bomen tot bloemrijke borders. Ze bieden elk plek voor verschillende flora en fauna. Hoe meer variatie in biotopen en beplantingen, des te beter je tuin is opgewassen tegen veranderingen als droogte, warmte, ziektes, plagen en storm ☺).
Het hergebruiken van materialen en het zoveel mogelijk toepassen van natuurlijke en lokale materialen vermindert de druk op het milieu en klimaat. Bijvoorbeeld oude bestrating gebruiken om keermuurtjes te maken, of geknotte wilgentakken gebruiken om een schutting te maken.
Onderhoudsluwe Ontwerp Tuin Tips
– Ontwerp geen functieloze verhardingen
– Gebruik zoveel mogelijk verschillende planten/bomen/struiken. Hoe diverser hoe beter je tuin opgewassen is tegen veranderingen.
– Combineer inheemse en uitheemse planten en bomen met elkaar. Uitheemse soorten bieden voedsel voor insecten en inheemse zowel voedsel als nestgelegenheid.
– Leg beplantingen aan waarmee de grond vol kan groeien, vermijd te veel open grond. Hou enkele stukjes open grond voor wilde bijen om in te nestelen.
– Grind in honingraat-matten zorgt dat onkruid sneller uitdroogt.
– De plant op de juiste plek (zon-schaduw, droog-nat) en in de juiste grond.
– Er bestaan geen lelijke planten, alleen lelijke combinaties. Laat je inspireren door natuurlijke vegetaties in binnen- en buitenland.
– De verhouding groen-grijs is het meest ideaal in de verhouding 70%-30%. Een kleinere tuin zal in verhouding meer grijs hebben, maar hier kan je vaak de wanden (gevel/schutting) en hoogte gebruiken om te vergroenen.
– Ontwerp verhardingen (halfverhardingen, open bestratingspatronen) waarbij het regenwater gelijk de bodem in kan infiltreren.
– Hoe gevarieerder en natuurlijker de beplantingsborder is, des te minder ‘’onkruid’’ opvalt.
– De bodem is een van de belangrijkste aspecten in een tuin. Zorg voor voldoende organisch materiaal in de grond zodat wormen voldoende materiaal hebben om van te leven. De wormen doen veel gratis werk om een gezonde bodem te maken/houden.
– Ontwerp in zoveel mogelijk lagen, van grote boom tot bloembol.
En als laatste: durf te experimenteren in plantcombinaties, vormgeving, ruimtelijke indeling en materialen. Een tuin is veranderend door de tijd (wekelijks, seizoenen, jaren) heen en dat maakt een tuin zo interessant.
Tekst en foto’s: Sandor Walinga (Buro Walinga)