Knoopkruid (Centaurea jacea) wordt vaak in bermmengsels toegepast, maar zijn forser uitgevallen broer grote centaurie (Centaurea scabiosa) zie je veel minder. Daarvoor moet je naar Zuid-Limburg of naar het rivierengebied, vooral in het oostelijke deel, waar je hem op dijken langs de Rijn en Waal kunt aantreffen.
Bloeiend zie je de plant niet gauw over het hoofd, want hij wordt zo’n 60-70 cm hoog, met stevig aanvoelende, geveerde bladeren. Zoals bij alle leden van de composietenfamilie (Asteraceae) bestaat de bloem uit een groot aantal kleine bloemetjes bij elkaar, botanici noemen dat een ‘hoofdje’. De roze tot paarse bloemhoofdjes zijn veel groter dan bij knoopkruid, tot zo’n 3 cm. Aan de zijkant zitten grotere, opvallende bloemen.
Als je ze open peutert dan blijkt dat er geen meeldraden of stampers in zitten. Het zijn onvruchtbare showbloemen, met als taak de aandacht van insecten te trekken. Daar slagen ze goed in, want tijdens de bloei is het een drukte van belang met allerlei hommels, bijtjes, vlinders en kevertjes. Het wittige stuifmeel is overvloedig en goed bereikbaar. Naast allerlei algemenere insectensoorten bezoeken ook maar liefst twaalf wilde bijen van de Rode lijst grote centaurie. De hoofdbloei begint in mei en gaat op een wat lager pitje door tot in augustus. De plant heeft insecten dus ook lang iets te bieden.
Alle samengesteldbloemigen hebben onder de bloem een omwindsel, dat als een vaasje de bloemetjes bijeen houdt. Het omwindsel van grote centaurie is heel opvallend doordat de randen van elk blaadje zwart zijn, met tandjes aan de randen. Voor de bloei, als de aandacht nog niet afgeleid wordt door de bloemen, ziet het omwindsel er opvallend bol en schubbig uit. Knoopkruid heeft ook een omwindsel met tandjes, maar veel kleiner en meer ‘getailleerd’.
Grote centaurie wordt gerekend tot de stroomdalplanten. Dat zijn planten die vooral in het stroomgebied van de grote rivieren voorkomen en daar profiteren van door het rivierwater afgezet sediment met kalk. Grote centaurie groeit dan ook graag op matig voedselrijke, kalkrijke grond op een zonnige plek. Andere stroomdalplanten zijn bijvoorbeeld veldsalie, bieslook en kleine ruit. . In de tuin valt zijn goede droogteresistentie op. Zelf tuinier ik op droge zandgrond aan de rand van de Veluwe, maar zowel veldsalie als grote centaurie doorstonden de droge zomers met glans. Het geheim daarvan merk je als je de plant wilt verplanten. De penwortels gaan diep de grond in. Zelfs een jong plantje van nog geen 10 cm hoog bleek al over een respectabele penwortel van zo’n 25 cm te beschikken. Verplanten is dan ook geen succes, dat lukt alleen bij heel jonge planten en in pot opgekweekte planten. Ter plekke zaaien werkt veel beter; gebruik wel vers zaad want de zaden blijven maar een jaar kiemkrachtig. Nadat de planten goed ontwikkeld zijn, redden ze het prima tussen andere begroeiing. Ze kunnen dan ook zowel in een border als in een bloemrijke wei toegepast worden.
In de schaduw of op voedselrijke grond worden het slappe, futloze planten. Als ze het naar hun zin hebben, worden het stevige, vrij forse planten die betrouwbaar terugkomen. Na de bloei kan er geknipt of gemaaid worden, dan komt er in de herfst nog een bescheiden nabloei.
Tekst en foto’s: Machteld Klees, Bureau Zonneklaar
Leuke beschrijving over de Grote centaurie, Machteld. Deze bloem bloeit in het voorjaar in grote getale in de berm van de Ooijpolder, kort na het Hollandsch- Duitsch Gemaal. Aan de rechterkant van de winterdijk tot aan de eerste afslag rechts. Samen o.a. met de Harige ratelaar. De late bloemen bloeiden afgelopen zaterdag tijdens de excursie IVN van de Groencursus nog. Met veel plezier heb ik daar met de cursisten gelopen.