Dagkoekoeksbloem is een vroege bloeier. Ze begint al in april te bloeien en bloeit dan door tot laat in het jaar. Soms zelfs nog in de winter, zeker als die zacht is. Het is een flinke plant, soms wel tot 80 cm hoog met felroze bloemen. Knip je de bloemen af, dan vindt er herbloei plaats. Dagkoekoeksbloem zaait zich goed uit. Je vindt ze na een paar jaar op steeds meer plekken terug. Gelukkig maar want de oorspronkelijke plant leeft kort. Door voor veel nageslachten te zorgen, kunnen we er toch lang van genieten!
Hoewel de bloemen overdag open zijn, is de plant voor zijn bestuiving grotendeels afhankelijk van nachtvlinders. De plant is waardplant voor de bladmineerder Pegomya flavifrons, voor de koekoeksbloembochelwants, en ook voor verschillende soorten nachtvlinders. Oorwormen gebruiken de lege zaaddozen van de dagkoekoeksbloem graag als schuilplaats.
De dagkoekoeksbloem is een tweehuizige soort uit de Anjerfamilie die je veel tegenkomt in de rand van struwelen of struikgewas, in lichte bossen en langs sloot- en waterkanten. De bodem moet redelijk voedselrijk en behoorlijk vochtig zijn.
De overblijvende planten hebben wortelstokken die zich meermalen splitsen. Daardoor zie je de planten in groepen bij elkaar staan. De ene groep bevat dan allemaal planten met mannelijk bloeiende bloemen en een andere groep bevat de vrouwelijke planten. Dit is wat we tweehuizig (Grieks: dioica) noemen.
De mannelijke en vrouwelijke planten zijn uitstekend van elkaar te onderscheiden aan de vorm van de kelken. Omdat in de vrouwelijke bloemen een bovenstandig vruchtbeginsel met vijf stempels zit, dat na bevruchting uitgroeit tot een dikke doosvrucht zie je dat de vergroeidbladige kelk opzwelt. Bovendien heeft deze kelk vaak 20 nerven die in de lengte verlopen.
De mannelijke bloemen blijven heel slank. De bloem heeft alleen 10 meeldraden en geen vruchtbeginsel. De vergroeidbladige kelk heeft 10 nerven.
De rozerode kroonbladen bestaan uit twee delen: de nagel en de plaat. De nagel is het smalle deel dat binnen de kelk zit en de plaat is het deel dat buiten de kelk uitsteekt en in de breedte gevouwen is. Op de overgang van nagel en plaat, die een hoek van 90 graden maken zitten twee bijkroonschubben.
De uitgegroeide doosvrucht springt na verloop van tijd als de zaden uitgerijpt zijn open met 10 tanden. De planten zijn behaard en de lancetvormige toegespitste bladeren zitten tegenover elkaar aan de stengel. de grootste breedte van de bladeren vind je boven het midden naar de top toe. Dat maakt dat ze ook als omgekeerd eirond herkenbaar zijn.
Soms lijkt het of je tweeslachtige bloemen vindt. In die bloemen blijft het vruchtbeginsel klein en het groeit niet uit. De meeldraden die daar dan gevormd worden hebben paarszwarte helmhokken. Deze kleur is afkomstig van de sporen van een schimmel (de brandzwam Ustilago vialocea) die op de planten parasiteert.
Dagkoekoeksbloem is goed bruikbaar in de natuurrijke tuin. In borders kan de plant als weefplant fungeren tussen andere tuinplanten. In boszomen of in de halfschaduw kan de plant gemakkelijk en snel een kaal geworden hoek invullen. Als je een bloemenweide inzaait, dan kun je een soort als dagkoekoeksbloem, naast andere snelle bloeiers zoals veldsalie en gewone margriet gebruiken om ‘door te planten’. Door 2-3 planten per m2 aan te planten in combinatie met het inzaaien heb je snel resultaat, wat handig kan zijn op publiekslocaties.
Tekst: Hanneke Villerius van Passie voor Flora
Foto’s: Martin Stevens van Wolverlei
Hoe kom ik aan zaad voor de ze prachtige dagkoekoeksbloem ?