Planten voor iedere plaats
Het mooie aan planten is, dat er voor bijna iedere plaats wel een geschikte plant te vinden is. Bij het maken van een beplantingsplan zijn er veel factoren waar rekening mee gehouden dient te worden.
In eerste instantie hou je rekening met de grondsoort en het aantal zonuren.
Je dient rekening te houden met andere planten of bomen in de tuin.
Hoeveel tijd je wilt besteden aan een onderhoud.
Wat vind je mooi.
Hoeveel ruimte heb je om bijvoorbeeld een mooie heester of boom uit te laten groeien. Persoonlijk vind ik dat een beplanting ook iets toe moet voegen voor insecten, vogels en kleine zoogdieren.
Als ik een beplantingsplan maak, maak ik graag gebruik van de opbouw van een natuurlijke vegetatie. Dat wil zeggen dat er in een beplantingsplan zoveel mogelijk een kruidlaag (vaste planten, tweejarige planten, varens en grassen), een struikenlaag en een bomenlaag voorkomt. Dat is niet heel strikt. Er is in een plantvak niet altijd plaats voor een boom en soms wil je juist een beplanting hebben waarin veel zonminnende planten een plaats krijgen.
In een beplanting moet je uiteindelijk wel altijd zorgen dat de bodem zoveel mogelijk bedekt is. In de natuur is de bodem nooit onbedekt, let maar eens op: ieder open stukje grond wordt meteen ingenomen door een plantje! Bij een beplanting met vaste planten in de volle zon is een volledig bedekte bodem niet altijd jaarrond met beplanting alleen te bereiken. Wel kun je ervoor zorgen dat tussen planten die in de zomer lekker bloeirijk en hoog worden, allerlei kleine planten kunnen groeien die zich juist in het voorjaar manifesteren, zoals viooltjes en bolgewassen.
Plantenresten die je bij het afknippen van de vaste planten in het voorjaar hebt, kun je fijnknippen of breken en tussen de vaste planten verspreiden. Een begroeide bodem of een bodem die afgedekt is met een strooisellaag, droogt minder snel uit in de zomer. Een dergelijke bedekte bodem biedt ook weinig plaats voor zich uitzaaiende onkruiden. Daardoor hoef je dus minder te wieden, minder water te geven en bovendien valt het minder op als er soms toch een keer wat ongewenste planten tussen groeien.
Bij het combineren van planten moet je kennis hebben van planten. Je moet niet alleen weten hoe ze bovengronds groeien, maar juist ook hoe ze ondergronds groeien. Wat voor soort wortels hebben de planten en welke ruimte nemen ze daarmee in beslag.
Als je een gevarieerde beplanting wilt met daarin een mooie boom, kies dan een boom die niet al te oppervlakkig wortelt. Je hebt dan meer keuze in planten die ook een stukje van de bodem kunnen gebruiken. Daar kun je ook mee spelen bij de keuze van vaste planten.
Je hebt vaste planten die stevige en diep wortelen, zoals Hosta, Rodgersia en Amsonia en planten die juist heel oppervlakkig wortelen (Vinca, Geranium macrorrhizum) of zelfs de wortels nagenoeg bovenop de aarde hebben liggen, zoals Iris germanica. Elke plant neemt een bepaalde plaats in het plantsysteem in. Als je dat eenmaal in de gaten hebt, kun je daarmee een uitgebalanceerde beplanting samenstellen.
Margo van Beem
(Vis à Vis Ontwerpers)
Meer weten over planten? Kijk dan eens op een van de plantenpagina’s van deze website.