Schaduwplanten
Wie zei er dat er in de schaduw geen mooie tuin te maken is? Vooral in het vroege voorjaar is er volop keuze in bloeiende bosplanten. Vooral stinzenplanten zijn bij uitstek geschikt.
Andere geschikte planten zijn o.a. donkere ooievaarsbek, boshavikskruid en vingerhoedskruid, purperklokjes, schout-bij-nacht, leliegras, zilverkaars, paddelelie, varens en grassen. De juiste beplanting en afwisseling in bladvormen en –kleuren geven volop variatie en kleur in de schaduwtuin.
Osmunda regalis in Amstelveen. Foto: Margo van Beem
Varens
Varens gebruik ik graag in bosachtige beplantingen. Het zijn natuurlijke planten die je al snel met bos, schaduw en vocht associeert. Toch zijn er veel varensoorten die ook zon en droogte verdragen.
Varens zijn heel oude planten lees ik op de website van de Nederlandse Varenvereniging. Ze komen voor in meer dan vierhonderd miljoen jaar oude fossielen. Ook soorten die we nu nog kunnen zien groeien.
Varens zijn sporenplanten: ze vormen geen zaden maar sporen. Sporen zijn zeer klein en kunnen via de lucht of via water verspreid worden. Uit sporen groeit eerst een voorkiem (protallium), de gametofyt, waarop zich een mannelijk en vrouwelijk voortplantingsorgaan bevinden. Onder gunstige omstandigheden kunnen zaadcellen van het mannelijk naar het vrouwelijk orgaan zwemmen om daar een eicel te bevruchten. Uit de bevruchte eicel ontwikkelt zich een nieuwe plant, de sporofyt.
Bij de meeste varens worden de sporen aan de onderzijde van de bladeren gevormd, terwijl andere soorten aparte bladeren met sporen maken. Door de vorm van de sporenhoopjes, de bladvormen en de schubben aan de bladsteeltjes kun je de verschillende soorten varens uit elkaar houden.
Varens vormen dus geen bloemen en zaden. Voor bestuivende insecten als bijen en vlinders is weinig te halen bij varens. Wel vormen varens in onderbegroeiingen van parken en bossen een mooie schuilgelegenheid voor vogels en andere gewervelde dieren.
Lees verder voor een uitgebreid artikel